Mierenhouden - Vergelijking tussen soortjes

Gepubliceerd op 24 juni 2024 om 22:10

Laatst weer een leuke bestelling geplaatst! 3 nieuwe soortjes binnengekregen. Een Pheidole Pallidula (Dikkopmier) kolonie van 1 koningin en 5 werksters, een Camponotus Barbaricus (Reuzenmier) kolonie van 1 koningin en 8 werksters en een Messor Ibericus koningin (Oogstmier) . 
Toen ik ze binnen kreeg, viel me direct op hoeveel deze soorten verschillen in grootte. Pheidole Pallidula staat bekend als een kleine, maar razendsnel groeiende soort. Camponotus Barbaricus staat erom bekend dat hij reusachtig is en trager groeit dan de Pheidole Pallidula. Wanneer je deze twee soorten naast elkaar houdt zie je dat een werkster van Camponotus Barbaricus velen malen groter is dan de koningin van Pheidole Pallidula. Dit vind ik persoonlijk erg leuk om te zien.

Ik heb dus ook koninginnen ontvangen van Messor Ibericus. Dit is, net als de welbekende Messor Barbarus, een oogstmier. Ik hoop dat ze het bij mij goed gaan doen en snel een kolonie kunnen opstarten. Ik zag bij aankomst dat er al behoorlijk wat eitjes veranderd waren in larven, dus de eerste werkster zal niet super lang meer op haar laten wachten!
Toen ik mijn Camponotus Barbaricus wat eten en drinken aanbood, namen ze dat direct gretig aan. Je zag hoe het gaster (achterlijf) van elke werkster en zelfs de koningin een beetje doorzichtig werd, doordat ze zich volzogen met het suikerwater! Dat zie je bij grote soorten dan weer beter dan bij kleine soorten. Het groter worden van het gaster na het drinken van suikerwater, maar ook omdat je ze makkelijker kunt observeren, wat voor de beginnende mierenhouder wel prettig is maakt het voor mij dat ik grote soorten erg gaaf vind. Maar ook kleinere soorten als Pheidole Pallidula zijn super leuk in mijn opinie. Veel van de kleinere soorten groeien razendsnel, Pheidole Pallidula is er daar zéker één van. Daarnaast krijgt Pheidole Pallidula zogenaamde 'majoren'. Dat zijn grotere werksters voor het bewaken van het nest, het broed en de koningin. Bij deze soort krijgen majoren een gigantische kop, vandaar de Nederlandse benaming Dikkopmier. Dit soort majoren worden al snel geboren, zij laten dus ook niet lang op zich wachten.

Ik ben heel erg benieuwd of er ook een duidelijk verschil gaat zijn in de groeisnelheid tussen de 3 soorten. Ik verwacht namelijk dat Pheidole Pallidula vele malen sneller zal groeien dan Camponotus Barbaricus. Ik ben in ieder geval blij met alle drie de soorten en hoop dat ze allemaal uitgroeien tot een mooie grote kolonie.
Ook in gedrag kan ik de Camponotus Barbaricus en Pheidole Pallidula erg van elkaar onderscheiden. Omdat de Pheidole Pallidula op het moment nog een kleine kolonie is en de mieren zelf ook heel klein zijn, is de kolonie erg kwetsbaar. Daarom zie je ook dat ze heel erg terughoudend zijn als je ze iets te eten aanbied. Ze willen natuurlijk voorkomen dat de werksters gretig op het eten afgaan en de koningin dan onbewaakt blijft. Bij de Barbaricus is dit totaal anders. Toen ik ze iets te eten gaf, zag je dat veel werksters naar buiten rende om te kijken wat er gaande was. Omdat deze mieren veel groter zijn, zijn ze als kleine kolonie al erg sterk. Dat maakte dan ook dat ze niet terughoudend waren, maar eerder direct nieuwsgierig en eerder aanvallender.
Bij de Messor Ibericus heb ik dit nog niet kunnen vergelijken. Messor Ibericus is een claustrale soort. Dat houdt in dat je deze soort, en dan in het specifiek de koningin, nog geen voeding geeft tot dat ze hun eerste werkster heeft. In de periode tot haar eerste werker heeft ze genoeg aan enkel water. Op zich handig natuurlijk! Ik weet daardoor niet hoe zij zich gedragen in vergelijking met de andere twee soorten, maar daar kom ik snel genoeg achter. Ik heb namelijk al larven zien liggen, dus de eerste werkster zal niet lang op haar laten wachten verwacht ik zo. Ik ben erg benieuwd of alle drie de soorten zich goed zullen ontwikkelen, dat hoop ik in ieder geval zeker.

 

geschreven door Levi

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.